Op pagina 23 staat:
Ik ben op zoek naar de 3 werken waaruit deze citaten afkomstig zijn (er staat namelijk geen bronvermelding bij). Een boek van een Friese schrijver uit 1763, en (twee?) werken van J.H. Halbertsma waarvan één over zijn jeugd gaat. Heeft iemand wellicht een idee?“Een Friese schrijver vermaakte in 1763 zijn lezers, door de Duitse trekarbeiders te beschrijven als ‘wonderbaarlijk zuinig’ en hoe de arbeiders ‘op hunne van zware arbeid verstyfde en plompe beenen, agter malkander, gelyk de sneeuw-ganzen in de winter vliegen, weer naar huis stappen om aldaar nog in den oogste te arbeiden.
De Friese taalkundige Joost Hiddes Halbertsma schreef later: 'Zij waren onwetend, onnozel en in den regel eerlijk, langzaam, maar taai, geduldig, arbeidzaam, sober, spaarzaam en hard over zich zelven.’
Dezelfde Halbertsma schreef terugblikkend op zijn jeugd rond 1800: ‘Zij waren vreemde… paria’s, maar nuttige huurlingen, welke de boer zelfs boven de Friesche maaiers verkiest. Want dezen willen als fatsoenlijke lieden worden behandeld en op een bed in het huis van den boer slapen, terwijl de “poepen” tevreden zijn, wanneer zij zich als beesten op wat hooi of stro in de schuur uitslapen mogen. Zij komen nooit in huis.”